Woensdag 10 december, op de internationale dag van de mensenrechten, publiceerde de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme een toekomstvisie op het Nederlandse non-discriminatierecht, onder de titel Samen voor gelijkheid. Twee dagen na de publicatie vond op Paarse Vrijdag in Den Haag een bijeenkomst plaats waarin de eerste stap werd gezet richting vernieuwing van het non-discriminatierecht. Meer dan zestig wetenschappers, politici en vertegenwoordigers van maatschappelijke en institutionele partijen gingen met elkaar in gesprek over hoe dit recht sterker kan worden in bescherming, rechtvaardiger in werking en menselijker in toon.
De toekomstvisie is gebaseerd op negen preadviezen waarin wetenschappers, maatschappelijke partijen en mensen die discriminatie hebben ervaren laten zien dat het huidige non-discriminatierecht tekortschiet. Aan elk preadvies werkten meerdere auteurs mee. Met deze bijzondere vorm van samenwerking zijn verfrissende perspectieven ontstaan voor vernieuwing van het recht. De preadviezen plaatsen het Nederlandse non-discriminatierecht namelijk scherp juridisch op de kaart en stimuleren het debat daarover. Zo kan daadwerkelijk recht worden gedaan aan het beginsel van gelijke behandeling.
Herbezinning
Commissielid en mensenrechtenjurist Alexandra Timmer trapte de bijeenkomst af met een krachtig betoog: "De preadviezen maken duidelijk dat het Nederlandse non-discriminatierecht toe is aan herbezinning." Het huidige wettelijke stelsel is volgens haar slechts in staat het topje van de ijsberg aan te pakken. "De bestaande aanpak is vooral reactief en er wordt pas achteraf soelaas geboden, in plaats van dat discriminatie proactief wordt voorkomen. Gelijk recht kunnen we alleen samen maken." Uit handen van Timmer ontving voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens Rick Lawson het eerste exemplaar van de toekomstvisie. Hij benadrukte dat het belang van deze preadviezen schuilt in de diversiteit van de auteurs uit wetenschap, praktijk en maatschappelijke organisaties. Dat maakt dat artikel 1 van de Grondwet vanuit verschillende perspectieven wordt belicht. De preadviezen geven volgens Lawson een belangrijke impuls aan het debat over gelijke behandeling.
Breder begrip van discriminatie
Het hart van de bijeenkomst bestond uit drie verdiepende panelgesprekken met de auteurs van de preadviezen en andere sleutelfiguren die elk op hun eigen manier actief werken aan de bestrijding van discriminatie. Tijdens de gesprekken lichtte telkens één van de auteurs een preadvies toe. De panelgesprekken waren opgebouwd rond drie pijlers die volgens de staatscommissie richting kunnen geven aan de vernieuwing van het non-discriminatierecht. De eerste pijler pleit voor een bredere norm die structurele discriminatie definieert. In het eerste panel stond dan ook de fundamentele vraag centraal hoe het huidige en beperkt geformuleerde discriminatieverbod kan worden verbreed. Panellid en preadviseur Rikki Holtmaat benadrukte dat het huidige non-discriminatierecht te sterk is gericht op individuele incidenten en te weinig oog heeft voor discriminatie die diep ingebakken zit in maatschappelijke structuren. Ze nodigde de aanwezigen uit stil te staan bij de vraag hoe solidariteit en vrijheid als grondslagen voor het antidiscriminatierecht kunnen dienen.
Ook Nozizwe Dube nam deel aan het eerste panelgesprek. Ze schreef een preadvies dat onderzoekt hoe (nieuwe) gronden van discriminatie elkaar kunnen overlappen en versterken. Zij refereert hierin aan een Zuid-Afrikaans juridische benadering die de Grondwet als instrument ziet om diepgewortelde patronen van ongelijkheid en onrecht uit het verleden te doorbreken: transformatief constitutionalisme. In haar bijdrage adviseert zij deze benadering centraal te stellen in de Nederlandse Grondwet.
Vanuit hun rol als Tweede Kamerlid reflecteerden Fatimazhra Belhirch (D66) en Don Ceder (ChristenUnie) vervolgens op de juridische inzichten die in dit eerste panelgesprek aan de orde kwamen. Volgens Belhirch zijn moed, lef en hoop nodig om verandering aan te brengen in artikel 1 van de Grondwet. Zij onderstreept dat educatie en bewustwording eraan kunnen bijdragen dat mensen beter begrijpen wat gelijke behandeling en antidiscriminatie inhouden. Ceder vulde aan en noemde het essentieel dat in de Tweede Kamer een eenduidig begrip over discriminatie ontstaat waar met elkaar over gesproken wordt.
Betere handhaving en waarborgen
Voor de tweede pijler, die gaat over betere handhaving en het borgen van het recht, nam een nieuw expertpanel plaats. Een van de deelnemers, Kees Groenendijk, schreef een preadvies over hoe ongelijkheid kan ontstaan door overheidsbeleid of uitvoeringspraktijken waarbij burgers geen directe rechtsverhouding hebben, maar wel worden geraakt. Dergelijke vormen van ‘eenzijdig overheidshandelen’ vallen momenteel buiten laagdrempelige rechtsbescherming. Het preadvies pleit daarom voor een expliciet verbod en aanvullende juridische waarborgen om deze lacune te dichten. Linda Senden bracht op basis van haar preadvies vervolgens aan het licht dat de overheid nu een te beperkte rol heeft bij de interpretatie en handhaving van artikel 1 Grondwet. Een effectieve aanpak van de fundamentele oorzaken van ongelijkheid vraagt volgens haar om een ‘herbedrading’ van onze instituties. Het laatste preadvies dat in deze ronde aan bod kwam, was van auteur Guido Terpstra. Hij ging in op de vraag hoe slachtoffers van discriminatie daadwerkelijk recht kunnen ervaren. Het preadvies ‘loopt het recht langs’ en betoogt dat sancties bij overtreding van het discriminatieverbod doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn.
De reflectie werd verzorgd door Kathalijne Buitenweg van de Raad van State en de ondervoorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, Pollyan Spoon. Zij brachten onder meer de volgende boodschappen: het is essentieel om met elkaar in gesprek te blijven over de uitkomsten van het recht, het volgen van het Beleidskompas is daarbij van groot belang en als het gaat om eenzijdig overheidshandelen is het noodzakelijk om gezamenlijk werk te maken van verdere ontwikkeling op dit terrein.
Samenwerking, participatie en co-creatie
Monique Steijns nam deel aan het panelgesprek over samenwerking, participatie en co-creatie, de laatste pijler. Haar preadvies neemt algoritmische discriminatie en de impact van nieuwe technologie op levens van mensen onder de loep. Wanneer een overheidsinstantie een algoritme inzet, dan moet volgens Steijns wettelijk geborgd zijn dat je dat samen doet met groepen mensen die door dat algoritme geraakt worden. Hoe we kunnen zorgen dat algoritmes beter worden of dat discriminatie afneemt, is volgens haar eerder een sociaal dan een technisch vraagstuk.
Het woord was daarna aan pannellid Mitchell Esajas, die vanuit het preadvies waaraan hij meeschreef stelde dat de ‘onderbelichte zwarte geschiedenis’ meer toegankelijk gemaakt moet worden. Het preadvies laat zien hoe beleidsmatige keuzes kunnen leiden tot structurele uitsluiting en gaat gedetailleerd in op het spreidingsbeleid: beleid waarin men voorstelde om mensen met bepaalde achtergrond uit bepaalde wijken te weren. Esajas riep alle aanwezigen en de mensen die ‘recht bedrijven’ op om kritischer te kijken naar de manier waarop discriminatie en racisme kan plaatsvinden, ook als die terminologie niet expliciet wordt gebruikt.
Het laatste preadvies dat aan bod kwam, was die van auteur Alexander Hoogenboom. In zijn bijdrage pleit hij voor een actievere en concretere aanpak van structurele ongelijkheid. De wet moet meer ruimte bieden voor positieve actie. Werkgevers zouden in bepaalde situaties zelfs verplicht moeten worden dergelijke maatregelen te nemen. Daarnaast moet de plicht tot doeltreffende aanpassingen voor mensen met een beperking een anticiperend en proactief karakter krijgen én worden uitgebreid naar andere discriminatiegronden.
De reflectie was voor deze gespreksronde aan Tweede Kamerlid Mikal Tseggai (GroenLinks-PvdA). Zij erkende te snel geneigd te zijn algoritmische discriminatie als technisch beleidsvraagstuk te behandelen. Ook bij spreiding in huisvestingsbeleid moet goed worden nagegaan wat de impact is op alle groepen in de samenleving, en zou niet alleen moeten gelden voor een bepaalde groep. Dit legt de structurele kant van discriminatie bloot. De samenleving moet toegankelijk zijn, zodat iedereen daaraan gelijkwaardig kan deelnemen. Die belangrijke boodschap van inclusiviteit werd onderschreven door spontane bijdragen uit het publiek.
Juiste toon
Vice-voorzitter van de staatscommissie Mirko Noordegraaf vatte de inzichten die voortvloeiden uit de bijeenkomst puntig samen: “Het gelijkebehandelingsrecht vraagt om transitie en transformatie en moet meer in verbinding met de maatschappij worden gebracht. Hoe verwoord je het urgente belang van anti-discriminatierecht, in relatie tot het structurele karakter van discriminatie, zodat het de maatschappelijke haarvaten bereikt? Dat vraagt om bewuste taal en de juiste toon.”
Foto's: Wiebe Kiestra



















